Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

 

Artikel 5
1
Recht op uitkering hebben, indien het inkomen per maand minder bedraagt dan de overeenkomstig het derde, vierde en vijfde lid vastgestelde grondslag:
a
de werkloze werknemer en de echtgenoot met of zonder kinderen;
b
de alleenstaande werkloze werknemer en de thuisinwonende werkloze werknemer met een of meer kinderen;
c
de alleenstaande werkloze werknemer en de thuisinwonende werkloze werknemer zonder kinderen.
2
Het recht op uitkering komt de werkloze werknemer en de echtgenoot gezamenlijk toe. De uitkering wordt aan de werkloze werknemer en de echtgenoot ieder voor de helft uitbetaald, dan wel op hun gezamenlijk verzoek aan een van hen voor het geheel.
3
De grondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister zodanig vastgesteld dat:
a
voor de werkloze werknemer en de echtgenoot die beiden 21 jaar of ouder zijn, de helft van de grondslag netto gelijk is aan € 636,69;
b
deze voor de werkloze werknemer en de echtgenoot, waarvan een of elk van beiden jonger dan 21 jaar is, de som bedraagt van de grondslagen die voor elk van hen als een alleenstaande werknemer of een thuisinwonende werkloze werknemer zou gelden doch ten hoogste de grondslag als bedoeld in onderdeel a.
4
De grondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister zodanig vastgesteld dat deze:
a
voor de alleenstaande werkloze werknemer van 21 jaar of ouder met een of meer kinderen netto gelijk is aan € 1.146,03;
b
voor de alleenstaande werkloze werknemer van 23 jaar of ouder zonder kinderen netto gelijk is aan € 891,36;
c
voor de alleenstaande werkloze werknemer van 22 jaar zonder kinderen netto gelijk is aan € 728,01;
d
voor de alleenstaande werkloze werknemer van 21 jaar zonder kinderen netto gelijk is aan € 639,43.
5
De grondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister zodanig vastgesteld dat deze:
a
voor de alleenstaande werkloze werknemer van 18, 19 of 20 jaar met een of meer kinderen netto gelijk is aan € 1.113,19;
b
voor de thuisinwonende werkloze werknemer van 18, 19 of 20 jaar met een of meer kinderen netto gelijk is aan € 834,48;
c
voor de alleenstaande werkloze werknemer van 18, 19 of 20 jaar zonder kinderen netto gelijk is aan € 618,44;
d
voor de thuisinwonende werkloze werknemer zonder kinderen netto gelijk is aan € 339,73.
6
De in het derde lid, onderdeel a, vierde lid, onderdeel a en b, en vijfde lid, genoemde bedragen worden gewijzigd met ingang van de dag waarop het netto minimumloon wijzigt met het percentage van deze wijziging.
7
De in het vierde lid, onderdeel c en d, genoemde bedragen worden gewijzigd met ingang van de dag waarop het netto minimumjeugdloon wijzigt met het percentage van deze wijziging.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •